Pastor Mia Tankink. Foto: Frank Vinkenvleugel

Pastor Mia Tankink. Foto: Frank Vinkenvleugel

‘Veel mensen maken de monogamie niet waar’

Veur de Draod

ACHTERHOEK - In Veur de Draod beantwoorden Bekende Achterhoekers stellingen. Wie antwoordt legt zijn ziel bloot. In deze aflevering pastor Mia Tankink (70), de boerendochter uit Keijenborg.

Door André Valkeman

1) Mijn mentale bui is:
“Hoopvol. Buiten is het miezerig maar binnen in huis brandt een kaars. Het licht dat nog maar klein is en de duisternis gaat verjagen. Nieuwe hoop, nieuwe kansen, een nieuw jaar.’’

2) Ik lijk het meest op ‘mien va/mo’:
“Mijn moeder qua uiterlijk. Dat krijg ik ook vaak te horen. Maar innerlijk lijk ik het meest op mijn vader. Welbespraakt en vaak de randjes opzoeken. Niet om te provoceren maar meer omdat de regels teveel knellen. Mensen worden soms pijn gedaan door alle regels en dan probeer ik steeds zo creatief mogelijk te zijn. Mijn vader kreeg veel onderscheidingen, ik niet, maar een kerkbezoeker uit Azewijn zei ooit: ‘i’j bunt een echte herderin veur ons as pastor’. Dat is de mooiste onderscheiding die ik mij kan bedenken.’’

3) Dit is mijn grootste angst:
“Angstig ben ik geweest in Rwanda. Ik zat er temidden van het geweld van een oorlog. Ik heb toen ervaren wat echt een held zijn behelst. Zusters, paters, zendelingen die kinderen uit handen van de bloeddorstige mensen durfden te halen. Ze gingen voorop en ik volgde op afstand. Angst voor die blinde haat in mensenogen, bloeddoorlopen, niet meer aanspreekbaar.’’

4) Na de dood is er:
“Een spiritueel samenzijn van onze zielen. Zonder misschien meteen onze dierbaren te herkennen, want de grenzen tussen mensen vervagen. Zielen verenigen zich in een gevoel van geluk en vrede, als schepsel van God zelf. Als iemand sterft voel ik het gemis en het verdriet, iedere dag weer, maar de gestorvene leeft in mijn geloof op deze wijze verder. Gelukkig en geborgen.”

5) Dit was mijn laatste vechtpartij:
“Mijn laatste vechtpartij was op de basisschool, groep acht. We moesten zoals iedere eerste vrijdag van de maand biechten. Er was een soort pikorde in onze grote klas met 48 kinderen. We begonnen om half twee en als je gebiecht had en de penitentie (strafmaat, red.) had uitgevoerd mocht je gaan. Die dag zou ik met mijn moeder naar Doetinchem gaan, een soort wereldreis toen.

Ik was in de pikorde nummer drie en de nummer twee maakte ruzie met mij. De pastoor zag dat en liet ons allebei nablijven. Thuis was mijn moeder al vertrokken naar Doetinchem, wat een verdriet, door die nummero twee. Maandags moest ik de jongen een sorry zeggen. Ik gaf hem ongemeend een hand en siste hem toe: ‘ik krieg ow nog wel’. Pas veel later dacht ik: dat zo zeggen kan niet.’’

6) Mensen met een accent zijn:
“Vaak meertalig. Dialect was de eerste taal die ik leerde. Daar kwam op school Nederlands en Frans bij. Wel vind ik dat wij als Achterhoekers in Nederland wonen en dus ons in beide talen goed verstaanbaar moeten kunnen maken. Ik ben mijn leven begonnen als docent. Wij hadden een directeur die niet wilde dat ik dialect sprak met mijn leerlingen. Hij kwam uit Amsterdam, de Pijp, riep-ie trots. Hij vond ons dialect fout Nederlands. Maar hij wist zelf nooit het verschil tussen liggen en leggen, wat mij deed gniffelen.

Ooit zei een vervelende professor tegen mij: ‘u bent erg bijdehand met uw vragen, een Achterhoekse boer misschien?’ Ik antwoordde in het Latijn: ‘de wijzen komen uit het oosten’.’’

7) Ik kan buiten de Achterhoek wonen:
“Ik maakte verre reizen naar vreemde culturen en andere landen. De stompe kerktoren van de Keijenborg, de plaats waar ik ben opgegroeid, blijft thuiskomen. Ik kan die Achterhoek niet missen. Dat je rondloopt met de hond en dan even ‘moj’ zeggen als een korte groet, al ken ik de mensen alleen van gezicht. De plekken zien die ik als kind verkende, waarbij de wereld steeds groter werd. Thuis is één plaats: de Achterhoek.’’

8) De mens is monogaam:
“In mijn werk als pastor heb ik veel mensen ontmoet die dat niet konden waarmaken. Het streven van mensen om monogaam te zijn is in mijn optiek een goed streven maar mag niet verworden tot een knellend beginsel. Ruimte voor andere manieren om gelukkig te zijn is wat mij betreft heel belangrijk. Maar een verbintenis met meerdere partners tegelijk vind ik een miskenning van de liefde die in een relatie zo belangrijk is. Juist dat is de liefde.’’

9) Ik had ook niet christelijk kunnen zijn:
“Ik word stil van de zorg en de liefde van onze moslim-medemensen, zie als bron van mijn geloof het Joodse geloof, ik bestudeer met zorg wereldgodsdiensten en ga graag in gesprek met humanisten. Maar telkens kom ik terug bij God, hij is onze schepper. Nee, dus.’’

10) Dit komt er op mijn grafsteen:
“’Die Gedanken sind frei’. Al wil ik een crematie. Als voormalig docent Duits is dit gedicht mij dierbaar. Wat je denkt kan niemand bepalen en is altijd jouw vrijheid.’’